In een uitvaartdienst binnen onze gemeente is niet zozeer sprake van rituelen, maar staat het noemen van de naam van de overledene centraal. De naam waarmee de overledene is gedoopt, wordt afgestaan aan God, die de naam bewaart. Ook de nabestaanden houden die naam in gedachtenis. Emoties rond het overlijden worden meer door persoonlijke gesprekken dan door rituelen uitgedrukt.
In de uitvaartdienst gaat de predikant vaak in op de hoogte- en dieptepunten van het leven van de overledene en maakt daarbij gebruik van Bijbelteksten om aan te geven dat het menselijk leven eindig is, maar dat Christus’ werk, ondanks het lijden, voortgaat. Onze predikanten en nabestaanden zoeken naar vormen en symbolen voor het afscheid. Daarbij kan gedacht worden aan het zelf kiezen van teksten die tijdens de dienst worden uitgesproken, het aansteken van een kaars of het openleggen van de Bijbel op de kist op een bepaalde pagina of het maken van persoonlijke gebaren door de nabestaanden met bloemen.
Doordat er niet echt vast omschreven protocollen zijn voor een uitvaartplechtigheid is er veel ruimte voor de familie om de dienst een persoonlijk karakter te geven. Tijdens de dienst wordt doorgaans gebeden en gezongen, maar er is ook vaak ruimte voor familieleden om zelf iets te vertellen over hun overleden dierbare. De predikant gaat voor in de dienst, hij gaat ook mee naar de begraafplaats of het crematorium om daar met de familie en de belangstellenden te bidden
Bij het graf of in het crematorium zegt de predikant een gebed op om de overledene aan de aarde toe te vertrouwen. Als de kist is gedaald, wordt het Onze Vader gebeden en de zegen gegeven. De nabestaanden nemen in stilte afscheid.